Artikel Monier Samuel

From R2 wiki
  • In een artikel in Vrij Nederland van 26 januari 2023 staat een interview met Monier Samuel
  • Publicist Mounir Samuel wil mensen met elkaar verzoenen. Daarom schreef hij Je mag ook niets meer zeggen, een boek met vijftien kernwaarden voor een nieuwe taal die recht doet aan de ervaring en geschiedenis van mensen. ‘Uiteindelijk wil ik dat mensen nadenken over wat ze zeggen.’
  • Mounier: ‘We weten niet meer wie we zijn en waar we voor staan. Daarom klampen we ons vast aan onze identiteit – we zijn bijvoorbeeld alleen nog maar “homo” – bij gebrek aan een ander fundament. Ik wil die gepolitiseerde identitaire strijd overstijgen door ons allemaal weer gelijkwaardig mens te laten zijn, zodat we in veiligheid en waardigheid met elkaar kunnen communiceren, zonder privileges of identitaire verschillen te ontkennen. Ik leg de systemen van deze tijd bloot, zoals de relatie tussen taal en structureel racisme, ik doe concrete voorstellen en bied oplossingen. Ik probeer mijn woede te overstijgen, want ik wil geen verandering teweegbrengen vanuit woede, maar vanuit liefde. Ik wil liever weten: waarom ben je bang? Waarom is verandering zo eng?’

Nog verwerken[edit | edit source]

In het voorjaar van 2022 schreef Samuel Waarden voor een nieuwe taal voor de Code Diversiteit en Inclusie, omdat er vanuit de kunst- en cultuursector behoefte was aan richtlijnen voor inclusief taalgebruik. Hij schreef het in een paar dagen en liet een klankgroep meelezen. De handleiding bevat waarden als: ‘Een persoon is wie die zegt te zijn, niet wat anderen daarvan maken.’ En: ‘De nieuwe taal kent geen n-woord.’

Nadat hij Waarden voor een nieuwe taal schreef, werd Samuel bij ministeries, bedrijven, scholen en instellingen in Nederland en België uitgenodigd om taaltrainingen te geven. ‘Ineens had ik een nieuwe carrière als trainer en taalkundige. Ik dacht: ik ben in een enorm gat gesprongen! Hier is behoefte aan. Mensen waren ontzettend enthousiast, maar ik had onvoldoende concrete oplossingen geboden. Daarom wilde ik de waarden verder uitwerken en interdisciplinair maken zodat ze toepasbaar waren voor ieder werkveld. Ik wilde meer context en uitleg geven en duidelijke interventies en oplossingen presenteren. Er is niets zoiets als een one size fits all-oplossing. Mijn trainingen maakten heel veel los. Zo veel mensen dragen een stille pijn met zich mee – een depressie, een overleden kind, ervaringen met grensoverschrijdend gedrag, racisme. Die stille pijn kan nu eindelijk worden geuit. Dat is erg bevrijdend. Met taal kun je sociale systemen blootleggen.

‘Dit boek is niet bedoeld om elkaar de maat te nemen. Ik ben bang dat dit wel gaat gebeuren, omdat mensen die neiging hebben.’

Dit boek toont aan hoe taal aan de basis van systematische uitsluiting ligt, hoe die mensen achterstelt, kleineert en ontmenselijkt en werkelijkheden creëert, maar ook hoe met slimme interventies een nieuwe werkelijkheid kan worden gevormd.’

Je mag ook niets meer zeggen. Een nieuwe taal voor een nieuwe tijd is opgebouwd rondom vijftien waarden ‘van binnen naar buiten’. Samuel begint met waarden rond het thema ‘geslacht, genderidentiteit en seksuele identificatie’ – en beweegt via waarden over ‘toegankelijkheid en validisme’ en ‘dekolonisatie en racisme’ naar thema’s als ‘inclusie en erkenning’ en ‘democratisering en eigenaarschap’. Bij iedere waarde legt hij uit welke taaluitingen kwetsend zijn met behulp van voorbeelden uit heden en verleden, hij laat zien welke gevolgen ze hebben en biedt controlevragen, interventies en alternatieven. Ook bevat ieder hoofdstuk een aantal concrete aanbevelingen.

‘Dit is een discussiedocument,’ schrijf je. Wat voor discussies verwacht je?

‘Dit boek is niet bedoeld om elkaar de maat te nemen. Ik ben bang dat dit wel gaat gebeuren, omdat mensen die neiging hebben. Tegenover iedere waarde waar jij en ik sensitief voor zijn, staan waarden waar we nog wat over kunnen leren. Ik maak ook fouten. Ik denk dat we allemaal iets te leren hebben. Je kunt niet ingevoerd zijn op ieder onderwerp. Daar is dit boek te encyclopedisch voor. Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat er een discussie ontstaat over het gebruik van het woord “memens” (een genderinclusieve aanvulling op meneer en mevrouw, DM). Erkennen we nu echt dat er in Nederland meer dan twee genders zijn? Zal de overheid in de toekomst brieven sturen met de aanhef “Geachte memens Samuel”?

Een woord heeft pas bestaansrecht als het wordt gebruikt en in het bijzonder als bepaalde mensen het gaan gebruiken. Misschien moet ik nu in dit interview tien keer “memens” zeggen om het begrip bekendheid te geven. Gaan we neefje, nichtje én nifje (een non-binaire aanduiding in plaats van neefje of nichtje, DM) zeggen? Gaan we “meneren” gebruiken in plaats van “mansplaining”?’

De maatschappij is gepolariseerder dan ooit. Zijn mensen wel in staat om een vruchtbare discussie te voeren over onderwerpen als genderidentiteit en racisme?

‘Die weerstand wordt door de media geproduceerd en gereproduceerd. In de praktijk heb ik ervaren dat het enthousiasme gigantisch is, of ik nou bij de NS was of bij de Gemeente Utrecht. Mensen zeggen: “Eindelijk weet ik waarom.” Als ik tegen jou zeg: “Je mag jezelf niet meer ‘blank’ noemen,” dan staat het rebelse kind in jou op. In Nederland moet je sowieso niet zeggen dat iets niet mag, want dan doen we het juist. Ik merk dat als je kan uitleggen waarom, de weerstand verdwijnt.’

Mounir Samuel Je legt inderdaad heel geduldig en met veel liefde en aandacht uit waarom bepaalde woorden kwetsend en bijvoorbeeld racistisch zijn. Aan deze uitleg ontbreekt het nog wel eens in het gepolariseerde debat.

‘Uit onderzoek blijkt dat bij het aanpassen van de eigen opvattingen en ideeën dezelfde delen van het brein oplichten als bij het krijgen van een harde klap. Dit boek lezen voelt dus als geslagen worden. Dat was voor mij een gigantisch inzicht: het is ontzettend pijnlijk om te ontdekken dat je altijd discriminatoire taal hebt gebruikt of een racistische kindertraditie hebt gevierd of niet gendersensitief bent opgevoed en nu een kind met genderdysforie hebt.

‘Over een paar honderd jaar – als de mensheid nog zo lang te leven heeft – zullen mensen reflecteren op deze tijd en denken: deden ze dat echt zo?’

Als je die emoties kunt plaatsen, komt er genade en is het makkelijker om sorry te zeggen, en dan geen sorry om ervan af te zijn, maar sorry omdat je het meent. Veel mensen vinden het lastig om excuses aan te bieden, dus wat doen ze als ze hiermee geconfronteerd worden? Ze worden defensief. Dat zorgt voor enorme muren en kloven. Ik denk: ik maak fouten, ik maak me schuldig aan vervelende vormen van masculiniteit en validisme (discriminatie, marginalisatie en stigmatisering van mensen met een handicap of chronische ziekte, DM), maar ik doe mijn best.

Ik vind het altijd zo vreemd dat mensen denken dat ze al helemaal gearriveerd zijn. Dat dachten de mensen in de zeventiende eeuw vast ook, en daar denken we nu toch ook heel anders over? Mensen waren antisemitisch, racistisch, seksistisch et cetera.

Over een paar honderd jaar – als de mensheid nog zo lang te leven heeft – zullen mensen reflecteren op deze tijd en denken: deden ze dat echt zo? Nederigheid zou ons passen. De wereld verandert en verandering doet zeer, maar is ook noodzakelijk en gezond. We moeten ons denken evalueren.’

Laten we een paar taaloplossingen doornemen.

‘Ik spreek liever van interventies. Je geeft mensen met deze taal hun gelaagdheid terug. Ook een witte man kan pluricultureel of multi-etnisch* zijn, om maar eens twee nieuwe woorden te noemen. Iedereen wordt zo een gelaagder persoon.’

(*pluricultureel volgens Samuel: ‘de aanwezigheid van meerdere culturen op basis van geografische spreiding, etnische diversiteit, religieuze en levensbeschouwelijke overtuiging, migratie, gemeenschapsvorming, media en popcultuur en genderidentiteit en seksuele oriëntatie. Voorheen “bicultureel” genoemd’; multi-etnisch: ‘een persoon die geboren is uit ouders met verschillende etniciteiten, of die voorouders met verschillende etniciteiten heeft. Voorheen onder andere “halfbloed”, “dubbelbloed”, “gemengd”, “allochtoon” of “bicultureel” genoemd.’)

Mounir Samuel De taal wordt wel omslachtiger met dit soort oplossingen. Kun je uitleggen waarom dat voor jou geen probleem is?

‘Ik vind het woord “omslachtig” negatief en dat is bezwaarlijk, want daarmee stuur je de lezer die nog niets heeft gelezen. De taal wordt vooral genuanceerder, eerlijker en duidelijker. Homoseksualiteit is niet: mensen die op hetzelfde geslacht vallen, maar mensen die op hetzelfde gender vallen. Een trans man en cisgender man hebben niet hetzelfde geslacht, wel hetzelfde gender.

Iemand ís niet zijn beperking, maar heeft een beperking. Iemand is dus niet “een blinde”, maar “een persoon die blind is”. Ja, dat zijn een aantal extra woorden, maar niemand wil volgens mij “een blinde”, “een dove” of “een rolstoel” zijn. Zo wordt gesproken over mensen in een rolstoel, echt waar! Willen we het hebben over “probleemjongeren” of over “onuitgedaagde jongeren”? Ja, er zit een spatie tussen en het zijn een paar letters meer, maar “onuitgedaagde jongere” geeft hoop en perspectief en “probleemjongere” niet.

Ben je “zwakbegaafd” of ben je “andersbekwaam”? Het is een omdenkslag die zorgt voor hermenselijking en gelijkwaardigheid terugbrengt. En soms kom ik ook met een heel korte term voor een heel uitgebreide definitie, zoals “soggi” (seksuele oriëntaties, geslachten & genderidentiteiten, DM) in plaats van lhbtiqa+.’

Ik vind het een mooi voorbeeld, maar waarom gooien we seksuele oriëntaties, geslachten & genderidentiteiten op één hoop. Dat begrijp ik ook niet aan lhbtiqa+. Gender staat toch los van seksuele voorkeur?

‘Bij voorkeur gooien we het niet op een hoop. Waarom moet het überhaupt benoemd worden? Waarom willen we het per se hebben over “de homoseksuele buurman”? Iemand kan ook geen “soggi’” zijn. Maar als we het hebben over een thema waar we beleid op voeren, komt het van pas: we voeren beleid op “seksuele oriëntaties, geslachten & genderidentiteiten”, soggi dus.

‘Wit privilege is mogen zijn wat je doet in plaats van doen wat je bent.’

De echte vraag is: kunnen we een samenleving creëren die “diversvaardig” is en waar we diversiteit op politieke overtuigingen, levensbeschouwingen en stijlen echt kunnen vieren? We zijn allemaal veel gelaagder en bestaan uit meer dan onze identiteiten. Wat mensen denken te weten op basis van wat ze zien is echt bizar.’

Welke vooroordelen hebben ze bij jou?

‘Dat ik Marokkaans ben, moslim, homoseksueel en een cis-man. Geen van de vier klopt. En als je het bij mij mis hebt, heb je het bij anderen ook mis.’

Dus jij zegt: stel vragen.

‘Precies. Vraag hoe mensen aangesproken willen worden. En bedenk wanneer het van belang is. Nu specificeren we bepaalde mensen op hun identiteit, terwijl anderen meteen hun beroep mogen zijn. Wit privilege is mogen zijn wat je doet in plaats van doen wat je bent. Voor mij is dit interview heel verfrissend omdat je niet eerst drie kwartier hebt besteed om mijn identiteit uit te pellen. Of ik nu over klimaat, economie of wat dan ook praat, eerst moet ik mij uitvoerig positioneren met behulp van mijn identiteiten en pas als dat dan helemaal uitgesponnen is, mag ik het hebben over de inhoud.’

Waarom denk je dat dat zo is?

‘Zo word ik toch weer gepositioneerd als “de enige stem van kleur” in het klimaatdebat. Daarmee wordt het identitair. Ik kan blijkbaar niet zoals Jan of Jelmer bedenken: ik wil het over het klimaat hebben, omdat ik het een belangrijk onderwerp vind. Op deze manier lijkt het alsof sommige mensen heel veel identiteiten hebben en anderen niet. Maar voor iedere identiteit die ik heb, heb jij er ook een, al is het misschien de tegenovergestelde. Ik probeer de verscheidenheid aan mensen terug te brengen. Daarom zal ik nooit een woord als “gemeenschap” gebruiken.’

Toch spreek ik regelmatig zwarte mensen en mensen van kleur die het hebben over hun ‘gemeenschap’.

‘Dat komt omdat ze zichzelf niet bewust zijn van hun eigen taal. Veel transgenderkinderen zeggen bijvoorbeeld: “Ik voel mij een jongen” of “ik voel mij een meisje” en niet ik bén een jongen of meisje. Ze gebruiken “meisje” en niet “meid”, dat is ook al ongelijkwaardig. Waar hebben zij die taal geleerd? Van een slecht tv-programma als Hij is een zij, van hun ouders die ook niet beter weten, van hun arts die alleen in biologische geslachten denkt, van een overheid die hun staat van zijn ontkent tenzij ze een psychologische diagnose kunnen voorleggen. Het is dus niet gek dat mensen over zichzelf spreken in soms zelfs racistische taal. Ik laat in mijn boek ook zien hoe veel mensen van kleur zelf depriverende grapjes maken. De Marokkaanse Nederlander die zegt “je moet je tas wel wegleggen bij mij” om die ander maar voor te zijn, om het ongemak van de ander weg te nemen. Dit is voor mensen van kleur heel confronterend om te lezen, omdat ze zich bewust worden van hun gedrag, omdat ze het systeem reproduceren zonder dat ze het doorhebben.

‘Ik heb een hekel aan het woord “beperking”, want het gaat uit van wat mensen niet kunnen.’

Ik heb in mijn leven ook zo veel grapjes gemaakt over mijn Egyptische afkomst. Het enige waar ik geen grapjes over heb gemaakt, is mijn oogziekte (Samuel heeft de ziekte van Stargardt, waardoor zijn zicht steeds verder afneemt, DM), want daar kan ik niet om lachen. Dat vinden mensen flauw, maar ik hoef geen grapjes te maken over een voor mij zeer pijnlijk gegeven.’

Door jouw boek ontdekte ik hoe vol mijn taalgebruik is van validisme. Ik gebruik bijvoorbeeld dagelijks uitdrukkingen als ‘wie goed rondkijkt’, ‘tunnelvisie’, ‘je ziet’, ‘in het duister tasten’, ‘elkaar de hand geven’, ‘een handreiking doen’.

Samuel lacht: ‘Dat heb ik ook. Wij zijn erg visueel ingesteld en dat zit ook in onze taal. Hoe vaak zou ik alleen al in dit gesprek het woord “zien” hebben gebruikt, terwijl ik een visuele beperking heb en dit dus helemaal niet opgaat voor mij. Ik heb overigens een hekel aan het woord “beperking”, want het gaat uit van wat mensen niet kunnen.

Toen ik steeds slechter ging zien, bad ik: “God, open de ogen van mijn hart” en ik geloof echt dat Zij dat heeft gedaan. Ik geloof dat ik met mijn hart kijk en de dingen anders voel, ervaar en waarneem dan mensen die met hun ogen kijken en het gevoel veel later toelaten. Dit klinkt vast heel zweverig en ik ben daar eigenlijk te rechtgeaard protestants voor. Maar heb ik een beperking? Absoluut. Ik wil er alleen niet naar benoemd worden. Anderen zeggen: noem me gehandicapt, omdat zij juist de aandacht willen vragen voor de beperking die zij ervaren en het gebrek aan aandacht dat hiervoor is. Laat mensen zijn wie ze zeggen te zijn. Daarmee krijgt iedereen eigenaarschap terug, ook die witte man, die in de beleving van de media constant in zijn weerstand zit.’

Bij het lezen van die validismelijst zakte de moed me eerlijk gezegd ook wel een beetje in de schoenen en nu twijfel ik of dit niet ook een validisme is, omdat ik oordeel over de dingen die laag bij de grond zijn en sommige mensen geen schoenen hebben. Is implementatie van jouw nieuwe taal wel haalbaar voor gewone mensen?

‘Het is toch heerlijk dat je hierover nadenkt? Uiteindelijk wil ik dat mensen nadenken over wat ze zeggen. Dat geeft zo veel inzicht in onze samenleving. Dat bewustzijn vind ik belangrijker dan dat jij het in één keer allemaal goed doet. Met de titel van mijn boek hoop ik mensen recht in hun onderbuik te raken, waardoor ze voelen wat taal betekent en welke politiek hierachter schuilgaat.’

Kan iemand van tachtig zich jouw nieuwe taal nog eigen maken?

‘Dat is waarschijnlijk heel moeilijk. Maar er komt een moment in het boek dat die denkt: nu gaat het over mij of over mijn partner of mijn kind. Mijn partner heeft Alzheimer, mijn zoon heeft een praktische opleiding gedaan en wordt daarmee gepest, ik ben zelf autistisch, of nee, ik moet zeggen: ik heb autisme, sorry. Als mensen de pijn herkennen omdat het hun eigen pijn is, kunnen ze ook ruimte maken voor de pijn van een ander.’

Waarom kies je ervoor om redelijk ingeburgerde Engelse begrippen als MeToo en mansplaining te vertalen?

‘We werken met leenwoorden. De helft van de Nederlanders kent de gevoelswaarde daarvan niet goed of zet zich ertegen af omdat het van buitenaf opgelegd lijkt. Als ik “de mannenzit” zeg, moet iemand van tachtig lachen, want die begrijpt wat ik daarmee bedoel, maar dat gaat niet op voor “mansplaining”. Het hertalen van woorden uit het Engels vond ik heel belangrijk. Zeggen: “ik ook”, ik ben ook slachtoffer van seksueel misbruik, doet echt iets anders dan zeggen “MeToo”.

“Meneren” heeft echt een andere lading dan “mansplaining”. In de media wordt gesuggereerd dat Black Lives Matter import uit Amerika is. De beweging BLM is misschien overgewaaid uit Amerika, maar het systeem waar BLM tegen strijdt niet, dus moeten we er woorden uit onze eigen polder voor krijgen. Als je Nederlandse woorden bedenkt voor Nederlandse fenomenen, kun je ook met oplossingen komen voor Nederlandse problemen.’

Veel mensen ondertekenen tegenwoordig hun mail met hun persoonlijke voornaamwoorden achter hun naam. Dat vind je bezwaarlijk, schrijf je. Waarom?

‘Op zich is de gedachtegang erachter mooi, maar in de praktijk is het voor heel veel non-binaire mensen onprettig om dergelijke persoonlijke onthullingen te doen in de mail en kan het leiden tot een ongewenste coming out van transgender personen die bijvoorbeeld geen fysieke transitie hebben ondergaan. Los van het gegeven dat het niet in alle landen of culturen wordt gewaardeerd. Het is een politiek statement en soms heeft het ook niet meer om het lijf dan makkelijk goede sier maken. Daarom is het advies hierover in het boek: maak het bespreekbaar, maar leg het niet op.’

Hoe was het om over racisme en dekolonisatie te schrijven?

‘Ik vond het bijzonder emotioneel. Tijdens het schrijven heb ik ook veel gehuild. Je merkt echt welke invloed de taal daarin heeft uitgeoefend en welke weeffouten dat creëert. De Holocaust is ontstaan doordat Joden eeuwenlang zijn gedemoniseerd. Racisme is mogelijk door een heel racistisch discours. Homoseksualiteit kon pas strafbaar worden gemaakt doordat er een woord voor was. Woorden creëren werkelijkheden.’

Mounir Samuel Wat heeft je in het bijzonder geëmotioneerd?

‘Ik kwam er tijdens het schrijven van dit boek achter hoe weinig ik eigenlijk van de geschiedenis wist. Neem de geschiedenis in Congo. Ik ken het idee van “de gruweldaden in Congo”, maar dat is een eufemisme voor “gruwelijke genocide”. De handen van tot slaaf gemaakte mensen werden afgehakt als ze de rubberquota niet haalden. Erken de geschiedenis en benoem die. De manier waarop de geschiedenis wordt beschreven en door wie, en de erkenning van hoe dat doorwerkt naar het heden.’

Hij pakt mijn telefoon en houdt hem omhoog: ‘De geschiedenis van Congo zit nu nog in jouw telefoon: hier zitten bloedmineralen, verkrachte vrouwen en ecocide in. Dat komt voort uit een koloniaal systeem. Door die geschiedenis niet te erkennen, negeren we hoe dit systeem doorwerkt in het heden. Ik denk dat we door de geschiedenis te kennen anders gaan handelen. Als ik over de schepen schrijf waar tot slaaf gemaakten opgesloten zaten, zie ik die geschiedenis letterlijk voor me, ik ruik hem, ik voel hem, ik proef het bloed op mijn lippen. Voor de krachtigste stukken in mijn boek ben ik in mezelf afgedaald en heb ik die gevoelens weer vertaald in een algemenere tekst, maar er zit een diep proces achter van het inleven, invoelen en nadenken over duizenden gesprekken die ik de afgelopen jaren heb gehad, waarin mensen me vertelden over hun pijn.’

Altijd op de hoogte blijven van de beste verhalen? Schrijf je in op onze nieuwsbrief. Meld je aan en ontvang de beste verhalen van Vrij Nederland in je mailbox.

Op onze nieuwsbrieven is het WPG Privacy Statement van toepassing. Ja, ik heb kennis genomen van het WPG Privacy Statement en geef uitdrukkelijk toestemming voor het verwerken van mijn e-mail adres om de nieuwsbrief te kunnen ontvangen. Vind je het inlevingsvermogen van mensen te beperkt?

‘De vraag is: wie kan het uitleggen? Veel mensen zijn zo moe van het uitleggen dat ze hier niet toe in staat zijn. Ik heb die taak op me genomen. Die uitleg kwam uit mijn tenen en ik zat iedere avond te huilen. Dit was het zwaarste boek dat ik tot nu toe heb geschreven. Ik ben door ieder persoonlijk trauma gegaan: dat ik gepest werd, racistisch bejegend, onderworpen aan structurele transhaat, christenhaat, etnisch profileren, seksisme in de media, mijn oogziekte en ervaring met seksueel misbruik. Ik was constant het onderwerp, maar ik wilde dat het geen egodocument zou worden. Ik wilde die gevoeligheid erin brengen en de ervaringsdeskundigheid, maar het niet over mij laten gaan. Ik heb me door al die etiketjes, al die labeling, al dat cyberpesten heen gewerkt. Het was de beste therapie ooit. Hoe wil je me nu nog raken? In alles herken ik nu het systeem, het mechaniek erachter. Ik zal het jou minder persoonlijk aanrekenen en zelf minder persoonlijk opnemen. Ik begrijp nu: jij zit gewoon gevangen in de taal. Vanaf het moment dat we vanuit de Statenvertaling onze taal hebben gestandaardiseerd, hebben we iets gecreëerd wat doorwerkt tot nu. We hebben van God een man gemaakt, we hebben fundamentele ongelijkwaardigheid gecreëerd en gereproduceerd. We moeten terug naar “in den beginne” om de taal opnieuw te scheppen.

De grootste uitdaging was om duidelijk te maken hoe ongelijkwaardig deze samenleving is, puur op de man-vrouwschaal, en tegelijk de man niet te stereotyperen of te demoniseren en met liefde en genade duidelijk te maken dat de man slachtoffer is van zijn eigen mannelijkheid én daarbij mijn eigen mannelijkheid niet af te vallen, want je gaat je eigen mannelijkheid nog haten. Ik ben ook díe man. Ik ben nu al dit hele interview aan het “meneren”.’

Lezers zouden ook kunnen denken dat je jezelf moreel superieur acht.

‘Daar heb ik heel veel discussies over gehad met de uitgever. Ik zei: moeten we niet een heel peloton mensen inzetten als legitimatie? Mijn uitgever zei: “Nee, meneer, in deze kwesties ben jij echt een autoriteit in Nederland, omdat je je met Waarden voor een nieuwe taal hebt bewezen. Je mag die autoriteit uitdragen.” Maar ik heb me heel vaak een rechter gevoeld die probeert een salomonsoordeel te vellen over de taal. Dat geeft een enorme verantwoordelijkheid en dat vond ik enorm zwaar.’

Soms heb ik het gevoel dat je aan het prediken bent. Dat zag ik ook terug in je boek.

‘Ik probeer te spreken in de stijl van Martin Luther King, dus ik preek. Ik heb zijn stijl van prediken jarenlang bestudeerd en geprobeerd me eigen te maken. Ik luister sowieso iedere dag drie, vier uur naar preken van Afro-Amerikaanse preachers op YouTube. Ik houd van de retoriek van de preek, er zit een geest in die groter is dan mijzelf. Bovendien zijn preken verhalend, en mijn liefde voor verhalen komt voort uit mijn Egyptische cultuur.

Ik geloof dat dit boek een revolutie kan ontketenen als het genoeg kritische massa krijgt. Dit boek draait om gelijkwaardigheid, rechtsherstel en verzoening. Ik ben ervan overtuigd dat iedereen die dit boek leest nooit meer hetzelfde luistert en kijkt naar het debat over vluchtelingen, man-vrouwkwesties, de transgenderwet of de excuses voor het slavernijverleden. Je moet wel een hart van steen hebben als er niets iets doorsijpelt van het onrecht dat ik blootleg. Als je dit boek hebt gelezen begrijp je niet alleen de hoogoplopende emoties beter, maar ook waarom die vaak zo terecht zijn.